Kantjil, Tijger, Kelap en Aap
Kantjil, Tijger, Kelap en Aap
Kleine Kantjil rent zo hard als hij kan zijn hoefjes trappelen razendsnel
wel zeven keer per seconde raken ze de klamme grond
de andere dieren in het oerwoud houden hun poten stijf voor hun oren
ze zijn bang voor het rusteloos brullen van de tijger
en verstoppen hun lekkere lijfjes in het donkere ondoorzichtige struikgewas
het oerwoud houdt haar adem in
is de tijger tevreden met wat vogels? of wil hij meer?
staat Kantjils moeder op het menu?
Kantjils moeder moet bevallen van een broertje of zusje
muisstil ligt zij tussen de wortels van de Lesoeh
alleen haar flanken gaan paniekerig op en neer
de pootjes steken al uit
ze moet hard persen
het lawaai stopt
de angst is verdwenen
al haar aandacht is gericht op de geboorte van het nieuwe kindje
haar slimme Kantjil zal haar redden
als hij de schildpad maar vindt
Hijgend staat Kantjil stil aan de oever van de rivier
hij hoort de tijger niet
maar schijn bedriegt en de tijger is slim
hij kan niet vertrouwen op een goede afloop
dat heeft zijn moeder hem geleerd
hij roept zo hard hij kan: “Kelap, ik heb je nodig”
er gebeurt niets
de stenen blijven roerloos liggen
Kantjil probeert het nog eens: “Kelap, kom me helpen. Dan krijg je doerians*?
nu beweegt één van de stenen
heel langzaam drijft de steen naar de kant
Kantjil trappelt van ongeduld
de tijger kan niet ver meer zijn
“Ja, kantjil wat is er?”
op zijn gebruikelijk langzame manier
toont Kelap zijn belangstelling voor het beloofde voedsel
“Je moet me helpen. Neef tijger wil mij op eten.”
Kantjil trilt, Kelap zwijgt
behoedzaam schuifelt Kelap de kant op
“Dat gaat niet gebeuren. We gaan naar aap. Hij zal ons helpen.”
Met zijn hoeven gooit Kantjil Kelap op zijn rug
“Hou je vast”, roept hij achterom
net op tijd springen ze het dichte donkere gebladerte in
neef tijger duikt aan de overkant van de rivier op
hij ruikt ze, zonder veel nadenken springt hij vloeiend het water in
hij zwemt heel hard
Aap is gewaarschuwd door Doewie, de vliegende eekhoorn
aap slingert onrustig van boom tot boom
waar blijven die twee nou?
dan hoort hij hoefgetrappel, snel en licht
Kantjil verschijnt op de open plek
bij de grote dikke Taro** plant blijft hij staan
hij kijkt naar boven
daar tussen de lianen wacht aap
Kelap schraapt zijn keel
hij roept naar boven: “Aap, wilt u ons helpen?”
Ze horen niets: “Aap." "Tijger is vlakbij en jij kent zijn aard. Help ons.”
Kantjil bokt van de spanning
zijn achterpootjes vliegen ongedurig in de lucht
Eindelijk, na wat een eeuwigheid lijkt, verschijnt aap
“Vrienden. Schaaf deze toeba wortels***.”
“Als dat klaar is, keer terug naar de rivier.”
Kantjil zet grote ogen op.
“Maar aap dat kan niet, tijger kan hier elk moment zijn. Ik ruik hem.”
“Kantjil, ik leid tijger af. Tot zo bij de oude suikerpalm aan de oever.”
Kelap drukt zijn pootjes hard in de rug van Kantjil
Kantjil zwijgt, zakt door zijn poten
En laat Kelap van zijn rug kruipen
Samen schaven ze de toeba wortels
Niet lang daarna zien ze aap Op de oever, naast de suikerpalm
Tijger staat tot aan zijn buik in het water tussen de waterhyacinthen
Hij gromt boos naar aap, maar verroert geen poot
Aap zwaait vrolijk naar Kelap en Kantjil
zij komen voorzichtig dichterbij
“Kijk vrienden,” zegt aap “neef tijger heeft honger.”
Kantjil en Kelap knikken naar tijger
“Ja dat zien wij,” antwoorden zij beleefd
Aap gaat verder “Ik heb hem verteld over het magische schaafsel dat jullie meedragen.”
Kelap en Kantjil schudden hun kop, ze begrijpen er niets van
“Tijger krijgt dit schaafsel, omdat hij beloofd heeft mij niet op te eten.”
“En wij dan?” vraagt Kantjil
“Julllie staan op het menu, na de vissen die hier straks rondvliegen.”
Aap knipoogt, tijger ziet het niet
Kantjil wel, hij is gerustgesteld
Kelap protesteert,
maar kan niet voorkomen dat Kantjil het schaafsel in een groot lotus blad strooit
en aan aap geeft
Aap schept water uit de rivier
Tijger wordt ongeduldig “Duurt het nog lang? ik krijg het koud en mijn poten trillen.”
“Laat anders die vliegende vissen maar zitten, ik eet die twee daar direct wel op”
Kelap en Kantjil gaan van schrik een stap achteruit
Aap geeft het met water gevulde lotusblad aan tijger
“niet zo ongeduldig, je zult niet geloven hoeveel vissen je straks eet.”
Hij wijst naar Kantjil en Kelap “en daarna volgen zij. Maar drink nu.”
Tijger neemt grote slokken
hij probeert zijn honger te lessen met het mengsel in het lotusblad
dan spuugt hij in het water, er gebeurt niets
“Hé aap, ik zie geen vissen.” zegt tijger
“Nee, je moet meer spugen. Drink het blad leeg.”
Tijger drinkt en spuugt weer
Langzaam begint hij door zijn poten te zakken
“Ik hoor van die rare geluiden”
“Ja, dat zijn de vliegende vissen, ze komen”
De ogen van tijger rollen in zijn kop
Hij zakt nog dieper tussen het groen van de waterhyachinten
Alleen zijn rug en kop zijn nog zichtbaar.
“Ik zie rare kleuren.”
“Dat zijn de vissen. Sla ze uit de lucht” roept aap
Kantjil en Kelap kijken vol verbazing naar de sterke tijger,
die dronken in het water lijkt te drijven.
zijn klauwen slaat hij wel uit, maar hij mist kracht en wankelt
“Aap, ik proef ze. Wat zijn ze lekker.” A
ap lacht en zegt: “Zeker en alleen voor jou. Geniet.”
Tijger wil nog wat zeggen maar zijn kop is onder water
en niemand hoort hem meer alleen zijn staart drijft nog op het water
Aap hakt de staart af en geeft deze aan Kantjil
“Zo, die zien we niet meer terug.”
Kelap en Kantjil buigen voor aap
“Dank aap. U bent een ware vriend.”
Aap krijst van vreugde
zijn list heeft gewerkt
Tijger is niet meer
Doewie is er wel, hij komt aangevlogen van tak naar tak, van liaan naar liaan
zijn wijde vel als een parachute om hem heen
met een salto landt hij op het schild van Kelap
“Goed nieuws vrienden. Kantjil heeft een broertje.”
Kelap rolt op zijn rug en terug
Kantjil huilt van blijdschap
“Hoe is het met mama? En met de baby?”
Doewie is al weer in de boom
ongeduldig als hij is, gaat hij verder
op zoek naar nieuw avontuur
in zijn vlucht roept hij: “Het gaat heel goed, ze vragen of je komt.”
Kantjil groet Kelap en schenkt hem vier doerians*
Aap is reeds vertrokken
Dan rent Kantjil weg
zo hard als hij kan
met de staart van tijger tussen zijn tanden
gierend van de lach: Welkom broertje
Dag domme tijger
Geschreven in opdracht met de mogelijkheid tot uitvoering op muziek. Nog niet gepubliceerd. Voor kinderen groep 6,7,8 lagere school.
*De doerian is een grote groenachtige vrucht met sneeuwwit vlees, waarin zwarte pitten zitten. Ze riekt lelijk, maar heeft een frisse smaak.
** Taro is een plant, die knollen heeft, welke een zeer voedzaam meel leveren.
*** Deze wortels worden fijn geschaafd en een afkooksel daarvan in het water gegoten. Dit heeft een verdovende invloed op de vissen, die daardoor gemakkelijk gevangen worden.